aanspreken

aanspreken
{{aanspreken}}{{/term}}
I 〈overgankelijk werkwoord〉
[beginnen te gebruiken] draw onbreak into
[toespreken] speak/talk toaddress
voorbeelden:
1   zijn kapitaal aanspreken break into one's capital
     een spaarrekening/voorraad aanspreken start on/use a savings account/supply
2   iemand (op straat) aanspreken approach someone (in the street)
     ik voel mij niet aangesproken it doesn't concern me
     iemand vriendelijk aanspreken speak kindly to someone
     iemand met mevrouw/meneer aanspreken address someone as madam/sir
     iemand op iets aanspreken call someone to account for something
     iemand over zijn gedrag aanspreken talk to someone about his conduct
II 〈onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉
[in de smaak vallen bij] appeal to

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.

Игры ⚽ Нужно сделать НИР?

Look at other dictionaries:

  • Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Stendaler — De Stendalischen trinket gern Wyn, de Gardelever dat wilt Junkers syn, de Tangermündschen hebbet den Moth, de Soltwedelschen hebbet dat Goth, de Seehüser det sint Ebentür (Abenteurer), de Osterborger wolden sick reken un deden den Bullen vör n… …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”